Reglement

Dit Reglement geldt bij het dorpstoernooi te Buggenhout Opstal. Tenzij anders bepaald wordt dit ook toegepast bij de andere activiteiten.
Dit betreft het algemene reglement petanque/jeu de boules’ zoals we dat te Opstal toepassen bij wedstrijden. Het specifieke reglement over Deelname aan het dorpstoernooi kan u hier vinden.

Artikel 1 –Samenstelling van de ploegen

Er wordt gespeeld in tripletten (drie spelers met elk twee ballen). In uitzonderlijk geval kan het zijn dat een ploeg niet (tijdig) met driespelers aanwezig is. Zij kunnen de set(s) dan spelen met tweespelers. Ook dan spelen zij met twee ballen per speler.

Bij meli melo activiteiten en bekercompetitie kan ook geloot worden naar ploegen van twee spelers, zij spelen dan met drie ballen.

Artikel2 – Kenmerken van goedgekeurde ballen

Het toernooi wordt gespeeld met ballen die voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  1. de ballen moeten van metaal zijn
  2. zij moeten een diameter hebben tussen 7 en 8 cm
  3. zij moeten een gewicht hebben tussen 650 gram en 800 gram

Artikel 3 -Goedgekeurde doelkogeltjes

Doelkogeltjes zijn van hout of van synthetische stof, Hun diameter moet bij benadering 30 mm bedragen.
Geverfde doelkogeltjes zijn toegestaan.
In geen geval mogen zij kunnen opgenomen worden door middel van een magneet.

Artikel4 – Speelduur

Er wordt gespeeld naar twee winnende sets. De sets worden naar 13 punten gespeeld.
Bij meli melo activiteiten worden 3 of vier sets gespeeld naar 13 punten, in een steeds wisselende samenstelling volgens loting.
De uitslag wordt berekend over alle sets heen en per speler.

Artikel 5 – Reglement betreffende de cirkel

De cirkel moet geplaatst worden op minstens één meter van elke hindernis (vb. bank of verlichtingspaal) en minstens een halve meter van elke andere cirkel die in gebruik is (op een aangrenzend terrein). De cirkel mag maximaal 2 meter in het speelveld gelegd worden en steeds achter het punt waar het doelkogeltje de vorige mène lag.

De ploeg die het doelkogeltje mag werpen heeft maar één kans om het doelkogeltje geldig te werpen. Indien deze poging niet geldig verklaard wordt, zal het doelkogeltje overhandigd worden aan de tegenstrever, die het op reglementaire wijze moet neerleggen waar hij of zij het wenst.

In elk geval behoudt de ploeg die het doelkogeltje moest afstaan vanwege het niet reglementaire plaatsen, het recht de eerste bal te spelen.

De voeten van de speler moeten zich volledig binnen de cirkellijn bevinden. Zij mogen deze niet raken en zij mogen de cirkellijn niet overschrijden, de werpcirkel niet verlaten of geheel van de grond komen vóór de geworpen bal de grond raakt. Geen enkel ander lichaamsdeel mag de grond buiten de werpcirkel raken.

Het werpen van een doelkogeltje door een speler betekent niet dat hij of zij als eerste moet spelen.

Indien een speler de cirkel verwijdert alvorens het uitspelen van alle ballen, wordt deze opnieuw geplaatst waar deze lag.

Artikel 6 – Reglementaire afstanden voor het werpen van het doelkogeltje

Opdat het door een speler geworpen doelkogeltje geldig zou zijn moet dit aan de volgende voorwaarden voldoen:

  1. de afstand van het doelkogeltje moet ten minste 6 meter en ten hoogste 10 meter zijn. Deze afstand wordt gemeten vanaf de binnenrand van de werpcirkel tot de voorkant van het doelkogeltje.
  2. het doelkogeltje moet zich tenminste op een meter van de achterlijn bevinden.
  3. het doelkogeltje moet zichtbaar zijn voor de speler die geheel rechtop in de werpcirkel staat en met beide voeten geheel binnen de werpcirkel.

Voor de volgende mène wordt het doelkogeltje geworpen vanuit een werpcirkel aan de overzijde, geplaatst in het verlengde van het punt waar het lag aan het einde van de vorige mène. Ook hier geldt voor de werpcirkel: op minstens één meter van elke hindernis (vb. bank of verlichtingspaal) en minstens een meter van elke andere in gebruik is (op een aangrenzend terrein).

De ploeg die het doelkogeltje mag werpen door de voorgaande mène gewonnen te hebben, heeft maar één kans om het doelkogeltje geldig te werpen. Indien deze poging niet geldig verklaard wordt, zal het doelkogeltje overhandigd worden aan de tegenstrever, die het op reglementaire wijze mag plaatsen waar hij of zij het wenst.

In elk geval behoudt de ploeg die het doelkogeltje moest afstaan vanwege het niet reglementaire plaatsen, het recht de eerste bal te spelen.

De ploeg die recht heeft om het doelkogeltje te werpen beschikt maximaal over 1 minuut om dit uit te voeren. De ploeg die nadien het recht heeft om het doelkogeltje te plaatsen na het nietig verklaren van voorgaande worp moet dit onmiddellijk uitvoeren.

Artikel 7 –Het geldig werpen van het doelkogeltje

Als het doelkogeltje tegengehouden wordt door de scheidsrechter, een tegenstrever, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp is het ongeldig en moet opnieuw geworpen worden.

Indien het doelkogeltje tegengehouden werd door een medespeler, wordt het doelkogeltje aan de tegenstrever afgegeven die het op reglementaire wijze moet plaatsen.

Indien na het uitwerpen van het doelkogeltje een eerste bal gespeeld werd, heeft de tegenstrever nog het recht om de reglementaire ligging van het doelkogeltje te betwisten behalve wanneer hij zelf het doelkogeltje heeft gelegd.

Als de tegenstander ook een bal geworpen heeft dan wordt het doelkogeltje geldig verklaard en wordt er geen enkele klacht meer aanvaard.

Artikel 8 –Nietig verklaren van het doelkogeltje tijdens een mène

Het doelkogeltje is ongeldig in de volgende gevallen:

Als het doelkogeltje tijdens een mène verplaatst wordt naar verboden terrein (over de verlieslijn dus) zelfs als het daarna terugkomt op toegestaan terrein. Een doelkogeltje op de verlieslijn is geldig. Het is pas ongeldig als het recht vanboven gezien geheel de verlieslijn heeft overschreden. Een plas water waarin het doelkogeltje vrij kan drijven is eveneens verboden terrein.

Wanneer het verplaatst is binnen het toegestane terrein maar niet meer zichtbaar is vanuit de werpcirkel. Als het doelkogeltje achter een bal verscholen is, blijft het geldig. De scheidsrechter mag een bal tijdelijk wegnemen om na te gaan of het doelkogeltje zichtbaar is.

Als het verplaatst wordt naar minder dan 3 meter van de werpcirkel.

Als het verplaatste doelkogeltje zoek is en niet binnen vijf minuten wordt teruggevonden.

Artikel 9 –Het verplaatsen van hindernissen

Het is de spelers ten strengste verboden om eender welke hindernis die zich op het terrein bevindt te verwijderen, te verplaatsen of te verbrijzelen eens een mène gestart is. Een speler van de ploeg die aan de beurt is mag een inslag van een net eerder gespeelde bal dichtmaken.

Artikel 10 Vervanging van doelkogeltje of bal

Het is de spelers ten strengste verboden doelkogeltje of bal te vervangen tijdens een aan de gang zijnde wedstrijd. Deze mogen enkel vervangen worden in de volgende gevallen:

  1. Indien het doelkogeltje of een bal onvindbaar is: de zoektijd wordt beperkt tot vijf minuten.
  2. Indien het doelkogeltje of een bal breekt: in dat geval bepaalt het grootste stuk de ligging. Als er nog ballen te spelen zijn wordt het doelkogeltje of de bal, eventueel na de nodige meting, onmiddellijk vervangen door een bal of een doelkogeltje van dezelfde of een gelijkaardige diameter. In de volgende mène mag de betreffende speler een volledige nieuwe set nemen.

Artikel 11 – Verborgen of verplaatst doelkogeltje.

Als het doelkogeltje tijdens een mène onverwachts wordt bedekt door een boomblad of een stuk papier (e.d.) dan worden deze voorwerpen verwijderd.

Als het stilliggend doelkogeltje verplaatst wordt door bijvoorbeeld de wind of de helling van het terrein, wordt het op zijn oorspronkelijke plaats gelegd op voorwaarde dat deze gemerkt was. Indien niet gemerkt blijft de nieuwe plaats gelden en wordt deze gemerkt. Dezelfde regels zijn ook van toepassing indien het per ongeluk door de scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een bal of een doelkogeltje komende uit een andere partij, een dier of enig ander bewegend voorwerp verplaatst werd.

Wordt het doelkogeltje verplaatst door een bal uit dezelfde partij, dan blijft het geldig.

Artikel 12 –Beschikking te treffen als het doelkogeltje nietig is

Als het doelkogeltje tijdens een mène ongeldig wordt, kunnen zich drie gevallen voordoen:

  1. Beide ploegen hebben nog ballen te spelen: de mène is nietig en het doelkogeltje gaat naar de ploeg die de vorige mène of de trekking (toss) gewonnen heeft.
  2. Eén ploeg heeft nog ballen te spelen: deze ploeg krijgt evenveel punten als het aantal nog te spelen ballen.
  3. Beide ploegen hebben geen ballen meer te spelen: de mène is nietig en het doelkogeltje gaat naar de ploeg die de vorige mène of de trekking (toss) gewonnen heeft.

Voor de volgende mène wordt het doelkogeltje geworpen vanuit een werpcirkel aan de overzijde, geplaatst in het verlengde van het punt waar het doelkogeltje laatst lag in de vorige mène (net voor het nietig werd).

Artikel 13 – Het plaatsen van het doelkogeltje nadat het werd tegen gehouden

  1. Indien het weggeschoten doelkogeltje werd tegengehouden of van richting werd veranderd door een toeschouwer of de scheidsrechter, behoudt het zijn plaats waar het tot stilstand komt.
  2. Indien het weggeschoten doelkogeltje tegengehouden werd of van richting werd veranderd door een speler die zich op toegestaan terrein bevindt, heeft zijn tegenstander de keuze uit:
    1. Het doelkogeltje laten liggen op zijn nieuweplaats.
    2. Het doelkogeltje terug te leggen op zijn oorspronkelijke plaats.

Wanneer het weggeschoten doelkogeltje op verboden terrein terechtkomt, en nadien weer op het terrein terugkomt, wordt het als ongeldig beschouwd en worden de regels van artikel 12 toegepast.

Artikel14 – Het spelen van de eerste bal en de volgende ballen

De eerste bal van een mène wordt gespeeld door een speler van de ploeg die de trekking (toss) of de voorgaande mène gewonnen heeft. Vervolgens speelt de ploeg die het punt niet heeft.

De speler mag van geen enkel voorwerp gebruik maken noch op de grond een lijn trekken om zijn bal te geleiden of om zijn valplaats aan te duiden. Wanneer hij zijn laatste bal speelt mag hij geen andere bal in zijn andere hand houden.

De ballen moeten één na één geworpen worden. Geen enkele geworpen bal mag opnieuw gespeeld worden.

Uitzondering: nochtans moeten de ballen opnieuw gespeeld worden als zij onopzettelijk werden tegengehouden of uit hun koers zijn geraakt door een bal of een doelkogeltje uit een andere partij, door een dier, door enig bewegend voorwerp.

Het is verboden ballen of het doelkogeltje te bevochtigen.

Alvorens zijn bal te gooien moet de speler deze ontdoen van elk spoor van modder of ieder vreemd voorwerp dat eraan kleeft..

Als de eerste gespeelde bal op verboden terrein terechtkomt, moet de tegenstander zijn eerste bal spelen, daarna spelen beiden ploegen beurtelings totdat er een bal op toegestaan terrein ligt.

Indien er op het einde van een mène geen enkele bal meer op toegelaten terrein ligt vanwege het schieten of het pointeren is dit een nietige mène

Artikel 15 – Gedrag van spelers en toeschouwers tijdens een partij

Gedurende de tijd die een speler heeft om zijn bal te gooien moeten de toeschouwers en de andere spelers respect voor de match in acht nemen.

De tegenstrevers mogen niet lopen noch gebaren maken of iets anders doen dat de speler zou kunnen storen. Alleen zijn medespelers mogen zich tussen de werpcirkel en het doelkogeltje bevinden.

Artikel 16 – Proefballen

Niemand mag bij wijze van proef een bal gooien tijdens het spel.

Artikel 17 – Nietige ballen

Iedere bal is nietig zodra hij op verboden terrein terechtkomt. Een bal te paard op de grenslijn van een toegestaan terrein is geldig. De bal is pas nietig als hij de verlieslijn van een toegestaan terreinvolledig heeft overschreden, dat wil zeggen als hij, loodrecht vanboven gezien, geheel over de verlieslijn ligt.

Als de bal vervolgens op het terrein terugkomt, hetzij door de helling van het terrein, hetzij doordat hij door een bewegend of vaststaand voorwerp wordt teruggekaatst, moet hij meteen uit het spelgenomen worden en alles wat hij verplaatst heeft na zijn doortocht op verboden terrein wordt op zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd.

Iedere ongeldige bal moet meteen uit het spel genomen worden. Als dat niet gebeurt, wordt hij als geldig beschouwd van zodra de tegen partij een bal gespeeld heeft.

Artikel 18 – Het tegenhouden van ballen

Elke gespeelde bal, tegengehouden of van richting veranderd door een toeschouwer of door de scheidsrechter, blijft liggen op zijn nieuwe plaats.$

Elke gespeelde bal, tegengehouden of onopzettelijk van richting veranderd door een speler van de ploeg waartoe deze bal behoort, is nietig.

Elke gepointeerde bal tegengehouden, of onopzettelijk van richting veranderd door een tegenstander, mag de betrokken speler beslissen om de bal opnieuw te gooien of hem te laten liggen op zijn nieuwe plaats.

Wanneer een geschoten of weggeschoten bal wordt tegengehouden of onopzettelijk van richting veranderd door een speler, mag de tegenspeler beslissen:

  1. de bal te laten liggen op zijn nieuwe plaats.
  2. de bal te leggen in het verlengde van de lijn gaande van zijn oorspronkelijke plaats tot de plaats waar hij tot stilstand kwam, maar uitsluitend op toegestaan terrein en op voorwaarde dat zijn oorspronkelijke plaats gemerkt was.

Een speler die opzettelijk een bewegende bal tegenhoudt, wordt evenals zijn ploeg onmiddellijk uitgesloten voor de aan de gang zijnde partij.

Artikel 19 – Toegestane tijd om te spelen

Zodra het doelkogeltje geworpen is, heeft iedere speler maximum één minuut de tijd om zijn bal te gooien. Deze tijd gaat in van zodra het doelkogeltje of de laatst geworpen bal tot stilstand is gekomen, of in geval er gemeten moet worden, van zodra deze meting verricht is.

Deze zelfde regels gelden ook voor het werpen van het doelkogeltje.

Artikel 20 -Verplaatste ballen

Als een stilliggende bal in beweging komt door bijvoorbeeld de wind of de helling van het terrein wordt hij teruggelegd op zijn oorspronkelijke plaats op voorwaarde dat deze gemerkt was. Hetzelfde geldt ook als de bal per ongeluk verplaatst wordt door een speler, de scheidsrechter, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp.

Om elke betwisting te voorkomen moeten spelers de plaats van de ballen merken. Klachten met betrekking tot niet gemerkte ballen worden niet in overweging genomen

Als echter een bal wordt verplaatst als gevolg van een in deze partij geworpen bal blijft hij wel geldig.

Punten en metingen

Artikel 21 – Tijdelijk wegnemen van ballen

Voor het meten van een punt is het toegestaan ballen en hindernissen tussen het doelkogeltje en de te meten ballen tijdelijk weg te nemen, na hun plaats gemerkt te hebben.

Na het meten worden de ballen en hindernissen op hun oorspronkelijke plaats teruggelegd.

Bij twijfel mogen de ploegen een derde persoon ter hulp roepen om de meting te verrichten, dit betreft een van de organisatoren of, bij afwezigheid, een ingeschreven speler van een andere ploeg.

Artikel 22 – Meting van de punten

Een meting wordt verricht door de speler of zijn medespelers die als laatste een bal geworpen heeft. De tegenstanders hebben altijd het recht na te meten.

Metingen worden verricht met een geschikt instrument (en niet bv. met de voeten).

Artikel 23 -Voortijdig weggenomen ballen

Het is de spelers ten strengste verboden gespeelde ballen op te rapen voor het einde van de mène.

Aan het einde van een mène wordt iedere bal die opgeraapt werd vóór het aantal punten is overeengekomen als nietig verklaard. Over dit punt wordt geen enkele betwisting aanvaard.

In geval een speler zijn ballen opraapt van het speelveld en zijn medespelers nog ballen hebben, worden deze niet toegelaten om ze verder te spelen.

Artikel 24 –Verplaatsen van ballen of doelkogeltje

Het punt gaat verloren voor een ploeg indien één van haar spelerstijdens een meting het doelkogeltje of één van de betwiste ballen verplaatst.

Indien een scheidsrechter/buitenstaander bij het meten het doelkogeltje of een bal beweegt of verplaatst, doet hij in alle eerlijkheid een uitspraak.

Artikel 25 – Ballen op gelijke afstand van doelkogeltje

Als de twee ballen, die het dichtst en op gelijke afstand van het doelkogeltje liggen, toebehoren aan de verschillende ploegen kunnen zich de volgende drie gevallen voordoen:

  1. Geen van beide ploegen heeft nog ballen te spelen, de mène eindigt als onbeslist en het doelkogeltje wordt geworpen door een speler van de ploeg die de voorgaande mène scoorde of die de trekking (toss) gewonnen heeft.
  2. Slechts één ploeg heeft nog ballen te spelen: die ploeg speelt de overgebleven ballen en behaalt zoveel punten als zij uiteindelijk ballen dichter bij het doelkogeltje heeft liggen dan de dichtstbijzijnde bal van de tegenstander.
  3. Beide ploegen hebben nog ballen te spelen, de ploeg die het laatst heeft geworpen werpt nogmaals een bal, dan de tegenstander, en vervolgens om beurten, totdat één der ploegen het punt heeft. Als slechts één ploeg nog ballen te spelen heeft zijn de regels van voorgaande alinea (punt 2) van toepassing.

Als eraan het einde van een mène geen ballen op toegestaan terrein liggen, is de mène nietig verklaard.

Artikel 26 – Een vreemd voorwerp kleeft aan bal of doelkogeltje

Ieder vreemd voorwerp dat aan de bal of doelkogeltje kleeft moet voorde meting verwijderd worden.

Artikel 27 – Afwezige ploegen of spelers

Een onvolledige ploeg heeft het recht de partij te beginnen zonder op een afwezige speler te wachten. Zij beschikt echter niet over zijn ballen, dus elke speler speelt met twee ballen. 
Spelers mogen zich niet van een partij verwijderen (vb. sanitaire stop) of het speelterrein verlaten zonder afspraak met de tegenpartij.

Artikel 28 – Aankomst van afwezige spelers

Als de afwezige speler zich na het begin van een set aanbiedt, mag hij niet aan deze mène/set deelnemen. Hij wordt maar pas in het spel toegelaten vanaf de volgende set.

Artikel 29 – Klachten en disputen

We gaan er van uit dat tijdens het dorpstoernooi fair play gehanteerd wordt door alle ploegen. Disputen en klachten kunnen volgens de organisator doorgaans uitgepraat worden tussen de desbetreffende ploegen zelf.

Wanneer dit niet lukt en het dispuut blijft, kunnen de ploegen een derde raadplegen. Dit betreft tijdens een match een van de organisatoren of, bij afwezigheid, een ingeschreven kapitein van een andere ploeg. Deze zal in alle eerlijkheid en volgens eigen inschatting uitspraak doen. Tegen het oordeel van deze persoon is géén enkel beroep mogelijk, niet meteen en niet later.

Disputen buiten de match kunnen schriftelijk (incl. via mail) aan de leidinggevende organisatoren gemeld worden.

Dit Reglement geldt bij het dorpstoernooi te Buggenhout Opstal. Tenzij anders bepaald wordt dit ook toegepast bij de andere activiteiten.
Dit betreft het algemene regelemnt ‘petanque/jeu de boules’ zoals we dat te Opstal toepassen bij wedstrijden. Het specifieke reglement over Deelname aan het dorpstoernooi kan u hier vinden.

Artikel 1 –Samenstelling der ploegen

Er wordt gespeeld in tripletten (drie spelers met elk twee ballen). In uitzonderlijk geval kan het zijn dat een ploeg niet (tijdig) met driespelers aanwezig is. Zij kunnen de set(s) dan spelen met tweespelers. Ook dan spelen zij met twee ballen per speler.

Bij meli melo activiteiten en bekercompetitie kan ook geloot worden naar ploegen van twee spelers, zij spelen dan met drie ballen.

Artikel2 – Kenmerken vangoedgekeurde ballen

Het toernooi wordt gespeeld met ballen die voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  1. de ballen moeten van metaal zijn
  2. zij moeten een diameter hebben tussen 7 en 8 cm
  3. zij moeten een gewicht hebben tussen 650 gram en 800 gram

Artikel 3 -Goedgekeurde doelkogeltjes

Doelkogeltjes zijn van hout of van synthetische stof, Hun diameter moet bij benadering 30 mm bedragen. Geverfde doelkogeltjes zijn toegestaan

In geen geval mogen zij kunnen opgenomen worden door middel van een magneet.

Het spel

Artikel4 – Speelduur

Er wordt gespeeld naar twee winnende sets. De sets worden naar 13punten gespeeld.

Bij meli melo activiteiten worden 3 of vier sets gespeeld naar 13 punten, in een steeds wisselende samenstelling volgens loting. De uitslag wordt berekend over alle sets heen en per speler.

Artikel 5 – Reglement betreffende de cirkel

De cirkel moet geplaatst worden op minstens één meter van elke hindernis (vb. bank of verlichtingspaal) en minstens een halve meter van elke andere cirkel die in gebruik is (op een aangrenzend terrein). De cirkel mag maximaal 2 meter in het speelveld gelegd worden en steeds achter het punt waar het doelkogeltje de vorige mène lag.

De ploeg die het doelkogeltje mag werpen heeft maar één kans om het doelkogeltje geldig te werpen. Indien deze poging niet geldig verklaard wordt, zal het doelkogeltje overhandigd worden aan de tegenstrever, die het op reglementaire wijze moet neerleggen waar hij of zij het wenst.

In elk geval behoudt de ploeg die het doelkogeltje moest afstaan vanwege het niet reglementaire plaatsen, het recht de eerste bal te spelen.

De voeten van de speler moeten zich volledig binnen de cirkellijn bevinden. Zij mogen deze niet raken en zij mogen de cirkellijn niet overschrijden, de werpcirkel niet verlaten of geheel van de grond komen vóór de geworpen bal de grond raakt. Geen enkel ander lichaamsdeel mag de grond buiten de werpcirkel raken.

Het werpen van een doelkogeltje door een speler betekent niet dat hij of zij als eerste moet spelen.

Indien een speler de cirkel verwijdert alvorens het uitspelen van alle ballen, wordt deze opnieuw geplaatst waar deze lag.

Artikel 6 –Reglementaire afstanden voor het werpen van hetdoelkogeltje

Opdat het door een speler geworpen doelkogeltje geldig zou zijn moet dit aan de volgende voorwaarden voldoen:

  1. de afstand van het doelkogeltje moet ten minste 6 meter en ten hoogste 10 meter zijn. Deze afstand wordt gemeten vanaf de binnenrand van de werpcirkel tot de voorkant van het doel- kogeltje.
  2. het doelkogeltje moet zich tenminste op een meter van de achterlijn bevinden.
  3. het doelkogeltje moet zichtbaar zijn voor de speler die geheel rechtop in de werpcirkel staat en met beide voeten geheel binnen de werpcirkel.

Voor de volgende mène wordt het doelkogeltje geworpen vanuit een werpcirkel aan de overzijde, geplaatst in het verlengde van het punt waar het lag aan het einde van de vorige mène. Ook hier geldt voor de werpcirkel: op minstens één meter van elke hindernis (vb. bank of verlichtingspaal) en minstens een meter van elke andere in gebruik is (op een aangrenzend terrein).

De ploeg die het doelkogeltje mag werpen door de voorgaande mène gewonnen te hebben, heeft maar één kans om het doelkogeltje geldig te werpen. Indien deze poging niet geldig verklaard wordt, zal het doelkogeltje overhandigd worden aan de tegenstrever, die het op reglementaire wijze mag plaatsen waar hij of zij het wenst.

In elkgeval behoudt de ploeg die het doelkogeltje moest afstaan vanwege hetniet reglementaire plaatsen, het recht de eerste bal te spelen.

De ploeg die recht heeft om het doelkogeltje te werpen beschikt maximaal over 1 minuut om dit uit te voeren. De ploeg die nadien het recht heeft om het doelkogeltje te plaatsen na het nietig verklaren van voorgaande worp moet dit onmiddellijk uitvoeren.

Artikel 7 –Het geldig werpen van het doelkogeltje

Als het doelkogeltje tegengehouden wordt door de scheidsrechter, eentegenstrever, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp is het ongeldig en moet opnieuw geworpen worden.

Indien het doelkogeltje tegengehouden werd door een medespeler, wordt het doelkogeltje aan de tegenstrever afgegeven die het op reglementaire wijze moet plaatsen.

Indien na het uitwerpen van het doelkogeltje een eerste bal gespeeld werd, heeft de tegenstrever nog het recht om de reglementaire ligging van het doelkogeltje te betwisten behalve wanneer hij zelf het doelkogeltje heeft gelegd.

Als de tegenstander ook een bal geworpen heeft dan wordt het doelkogeltje geldig verklaard en wordt er geen enkele klacht meer aanvaard.

Artikel 8 –Nietig verklaren van het doelkogeltje tijdens een mène

Het doelkogeltje is ongeldig in de volgende gevallen:

Als het doelkogeltje tijdens een mène verplaatst wordt naar verboden terrein (over de verlieslijn dus) zelfs als het daarna terugkomt op toegestaan terrein. Eendoelkogeltje op de verlieslijn is geldig. Het is pas ongeldig als het recht vanboven gezien geheel de verlieslijn heeft overschreden. Een plas water waarin het doelkogeltje vrij kan drijven is eveneens verboden terrein.

Wanneer het verplaatst is binnen het toegestane terrein maar niet meer zichtbaar is vanuit de werpcirkel. Als het doelkogeltje achter een bal verscholen is, blijft het geldig. De scheidsrechter mag een bal tijdelijk wegnemen om na te gaan of het doelkogeltje zichtbaar is.

Als het verplaatst wordt naar minder dan 3 meter van de werpcirkel.

Als het verplaatste doelkogeltje zoek is en niet binnen vijf minuten wordt teruggevonden.

Artikel 9 –Het verplaatsen van hindernissen

Het is de spelers ten strengste verboden om eender welke hindernisdie zich op het terrein bevindt te verwijderen, te verplaatsen of teverbrijzelen eens een mène gestart is. Een speler van de ploeg dieaan de beurt is mag een inslag van een net eerder gespeelde bal dichtmaken.

Artikel 10 Vervanging van doelkogeltje of bal

Het is de spelers ten strengste verboden doelkogeltje of bal tevervangen tijdens een aan de gang zijnde wedstrijd. Deze mogen enkelvervangen worden in de volgende gevallen:

  1. Indien het doelkogeltje of een bal onvindbaar is: de zoektijd wordt beperkt tot vijf minuten.
  2. Indien het doelkogeltje of een bal breekt: in dat geval bepaalt het grootste stuk de ligging. Als er nog ballen te spelen zijn wordt het doelkogeltje of de bal, eventueel na de nodige meting, onmiddellijk vervangen door een bal of een doelkogeltje van dezelfde of een gelijkaardige diameter. In de volgende mène mag de betreffendespeler een volledige nieuwe set nemen.

Het doelkogeltje

Artikel 11 – Verborgen of verplaatst doelkogeltje.

Als het doelkogeltje tijdens een mène onverwachts wordt bedekt door een boomblad of een stuk papier (e.d.) dan worden deze voorwerpen verwijderd.

Als het stilliggend doelkogeltje verplaatst wordt door bijvoorbeeld de wind of de helling van het terrein, wordt het op zijn oorspronkelijke plaats gelegd op voorwaarde dat deze gemerkt was. Indien niet gemerkt blijft de nieuwe plaats gelden en wordt deze gemerkt. Dezelfde regels zijn ook van toepassing indien het per ongeluk door de scheidsrechter, een speler, een toeschouwer, een bal of een doelkogeltje komende uit een andere partij, een dier of enig ander bewegend voorwerp verplaatst werd.

Wordt het doelkogeltje verplaatst door een bal uit dezelfde partij,dan blijft het geldig.

Artikel 12 –Beschikking te treffen als het doelkogeltje nietig is

Als het doelkogeltje tijdens een mène ongeldig wordt, kunnen zich drie gevallen voordoen:

  1. Beide ploegen hebben nog ballen te spelen: de mène is nietig en het doelkogeltje gaat naar de ploeg die de vorige mène of de trekking (toss) gewonnen heeft.
  2. Eén ploeg heeft nog ballen te spelen: deze ploeg krijgt evenveel punten als het aantal nog te spelen ballen.
  3. Beide ploegen hebben geen ballen meer te spelen: de mène is nietig en het doelkogeltje gaat naar de ploeg die de vorige mène of de trekking (toss) gewonnen heeft.

Voor de volgende mène wordt het doelkogeltje geworpen vanuit een werpcirkel aan de overzijde ,geplaatst in het verlengde van het punt waar het doelkogeltje laatst lag in de vorige mène (net voor het nietig werd).

Artikel 13 – Het plaatsen van het doelkogeltje nadat het werd tegen gehouden

  1. Indien het weggeschoten doelkogeltje werd tegengehouden of van richting werd veranderd door een toeschouwer of de scheidsrechter, behoudt het zijn plaats waar het tot stilstand komt.
  2. Indien het weggeschoten doelkogeltje tegengehouden werd of van richting werd veranderd door een speler die zich op toegestaan terrein bevindt, heeft zijn tegenstander de keuze uit:
    1. Het doelkogeltje laten liggen op zijn nieuweplaats.
    2. Het doelkogeltje terug te leggen op zijn oorspronkelijke plaats.

Wanneer het weggeschoten doelkogeltje op verboden terrein terechtkomt, en nadien weer op het terrein terugkomt, wordt het als ongeldig beschouwd en worden de regels van artikel 12 toegepast.

Artikel14 – Het spelen van de eerste bal en de volgende ballen

De eerste bal van een mène wordt gespeeld door een speler van de ploeg die de trekking (toss) of de voorgaande mène gewonnen heeft. Vervolgens speelt de ploeg die het punt niet heeft.

De speler mag van geen enkel voorwerp gebruik maken noch op de grond een lijn trekken om zijn bal te geleiden of om zijn valplaats aan te duiden. Wanneer hij zijn laatste bal speelt mag hij geen andere bal in zijn andere hand houden.

De ballen moeten één na één geworpen worden. Geen enkele geworpen bal mag opnieuw gespeeld worden.

Uitzondering: Nochtans moeten de ballen opnieuw gespeeld worden als zij onopzettelijk werden tegengehouden of uit hun koers zijn geraakt door een bal of een doelkogeltje uit een andere partij, door een dier, door enig bewegend voorwerp.

Het is verboden ballen of het doelkogeltje te bevochtigen.

Alvorens zijn bal te gooien moet de speler deze ontdoen van elk spoor van modder of ieder vreemd voorwerp dat eraan kleeft..

Als de eerste gespeelde bal op verboden terrein terechtkomt, moet de tegenstander zijn eerste bal spelen, daarna spelen beiden ploegen beurtelings totdat er een bal op toegestaan terrein ligt.

Indien er op het einde van een mène geen enkele bal meer op toegelaten terrein ligt vanwege het schieten of het pointeren is dit een nietige mène.

Artikel 15 – Gedrag van spelers en toeschouwers tijdens een partij

Gedurende de tijd die een speler heeft om zijn bal te gooien moeten de toeschouwers en de andere spelers respect voor de match in acht nemen.

De tegenstrevers mogen niet lopen noch gebaren maken of iets anders doen dat de speler zou kunnen storen. Alleen zijn medespelers mogen zich tussen de werpcirkel en het doelkogeltje bevinden.

Artikel 16 – Proefballen

Niemand mag bij wijze van proef een bal gooien tijdens het spel.

Artikel 17 – Nietige ballen

Iedere bal is nietig zodra hij op verboden terrein terechtkomt. Een bal te paard op de grenslijn van een toegestaan terrein is geldig. De bal is pas nietig als hij de verlieslijn van een toegestaan terreinvolledig heeft overschreden, dat wil zeggen als hij, loodrecht vanboven gezien, geheel over de verlieslijn ligt.

Als de bal vervolgens op het terrein terugkomt, hetzij door de helling van het terrein, hetzij doordat hij door een bewegend of vaststaand voorwerp wordt teruggekaatst, moet hij meteen uit het spelgenomen worden en alles wat hij verplaatst heeft na zijn doortocht op verboden terrein wordt op zijn oorspronkelijke plaats teruggelegd.

Iedere ongeldige bal moet meteen uit het spel genomen worden. Als dat niet gebeurt, wordt hij als geldig beschouwd van zodra de tegen partij een bal gespeeld heeft.

Artikel 18 – Het tegen houden van ballen

Elke gespeelde bal, tegen gehouden of van richting veranderd door een toeschouwer of door de scheidsrechter, blijft liggen op zijn nieuwe plaats.

Elke gespeelde bal, tegengehouden of onopzettelijk van richting veranderd door een speler van de ploeg waartoe deze bal behoort, is nietig.

Elke gepointeerde bal tegengehouden, of onopzettelijk van richting veranderd door een tegenstander, mag de betrokken speler beslissen om de bal opnieuw te gooien of hem te laten liggen op zijn nieuwe plaats.

Wanneer een geschoten of weggeschoten bal wordt tegengehouden of onopzettelijk van richting veranderd door een speler, mag de tegenspeler beslissen:

  1. de bal te laten liggen op zijn nieuwe plaats.
  2. de bal te leggen in het verlengde van de lijn gaande van zijn oorspronkelijke plaats tot de plaats waar hij tot stilstand kwam, maar uitsluitend op toegestaan terrein en op voorwaarde dat zijn oorspronkelijke plaats gemerkt was.

Een speler die opzettelijk een bewegende bal tegenhoudt, wordt evenals zijn ploeg onmiddellijk uitgesloten voor de aan gang zijnde partij.

Artikel 19 – Toegestane tijd om te spelen

Zodra het doelkogeltje geworpen is, heeft iedere speler maximum één minuut de tijd om zijn bal te gooien. Deze tijd gaat in van zodra het doelkogeltje of de laatst geworpen bal tot stilstand is gekomen, of in geval er gemeten moet worden, van zodra deze meting verricht is.

Deze zelfde regels gelden ook voor het werpen van het doelkogeltje.

Artikel 20 -Verplaatste ballen

Als een stilliggende bal in beweging komt door bijvoorbeeld de wind of de helling van het terrein wordt hij teruggelegd op zijn oorspronkelijke plaats op voorwaarde dat deze gemerkt was. Hetzelfde geldt ook als de bal per ongeluk verplaatst wordt door een speler, de scheidsrechter, een toeschouwer, een dier of enig bewegend voorwerp.

Om elke betwisting te voorkomen moeten spelers de plaats van de ballen merken. Klachten met betrekking tot niet gemerkte ballen worden niet in overweging genomen

Als echter een bal wordt verplaatst als gevolg van een in deze partij geworpen bal blijft hij wel geldig.

Punten en metingen

Artikel 21 – Tijdelijk wegnemen van ballen

Voor het meten van een punt is het toegestaan ballen en hindernissen tussen het doelkogeltje en de te meten ballen tijdelijk weg te nemen, na hun plaats gemerkt te hebben.

Na het meten worden de ballen en hindernissen op hun oorspronkelijke plaats teruggelegd.

Bij twijfel mogen de ploegen een derde persoon ter hulp roepen om de meting te verrichten, dit betreft een van de organisatoren of, bij afwezigheid, een ingeschreven speler van een andere ploeg.

Artikel 22 – Meting van de punten

Een meting wordt verricht door de speler of zijn medespelers die als laatste een bal geworpen heeft. De tegenstanders hebben altijd het recht na te meten.

Metingen worden verricht met een geschikt instrument (en niet bv. met de voeten).

Artikel 23 -Voortijdig weggenomen ballen

Het is de spelers ten strengste verboden gespeelde ballen op te rapen voor het einde van de mène.

Aan het einde van een mène wordt iedere bal die opgeraapt werd vóór het aantal punten is overeengekomen als nietig verklaard. Over dit punt wordt geen enkele betwisting aanvaard.

In geval een speler zijn ballen opraapt van het speelveld en zijn medespelers nog ballen hebben, worden deze niet toegelaten om ze verder te spelen.

Artikel 24 –Verplaatsen van ballen of doelkogeltje

Het punt gaat verloren voor een ploeg indien één van haar spelerstijdens een meting het doelkogeltje of één van de betwiste ballen verplaatst.

Indien een scheidsrechter/buitenstaander bij het meten het doelkogeltje of een bal beweegt of verplaatst, doet hij in alle eerlijkheid een uitspraak.

Artikel 25 – Ballen op gelijke afstand van doelkogeltje

Als de twee ballen, die het dichtst en op gelijke afstand van het doelkogeltje liggen, toebehoren aan de verschillende ploegen kunnen zich de volgende drie gevallen voordoen:

  1. Geen van beide ploegen heeft nog ballen te spelen, de mène eindigt als onbeslist en het doelkogeltje wordt geworpen door een speler van de ploeg die de voorgaande mène scoorde of die de trekking (toss) gewonnen heeft.
  2. Slechts één ploeg heeft nog ballen te spelen: die ploeg speelt de overgebleven ballen en behaalt zoveel punten als zij uiteindelijk ballen dichter bij het doelkogeltje heeft liggen dan de dichtstbijzijnde bal van de tegenstander.
  3. Beide ploegen hebben nog ballen te spelen, de ploeg die het laatst heeft geworpen werpt nogmaals een bal, dan de tegenstander, en vervolgens om beurten, totdat één der ploegen het punt heeft. Als slechts één ploeg nog ballen te spelen heeft zijn de regels van voorgaande alinea (punt 2) van toepassing.

Als eraan het einde van een mène geen ballen op toegestaan terrein liggen, is de mène nietig verklaard.

Artikel 26 – Een vreemd voorwerp kleeft aan bal of doelkogeltje

Ieder vreemd voorwerp dat aan de bal of doelkogeltje kleeft moet voorde meting verwijderd worden.

Artikel 27 - Afwezige ploegen of spelers

Een onvolledige ploeg heeft het recht de partij te beginnen zonder op een afwezige speler te wachten. Zij beschikt echter niet over zijn ballen, dus elke speler speelt met twee ballen.

Spelers mogen zich niet van een partij verwijderen (vb. sanitaire stop) of het speelterrein verlaten zonder afspraak met de tegenpartij.

Artikel 28 – Aankomst van afwezige spelers

Als de afwezige speler zich na het begin van een set aanbiedt, mag hij niet aan deze mène/set deelnemen. Hij wordt maar pas in het spel toegelaten vanaf de volgende set.

Artikel 29 – Klachten en disputen

We gaan er van uit dat tijdens het dorpstoernooi fair play gehanteerd wordt door alle ploegen. Disputen en klachten, incl. interpretatie van deze regels, kunnen volgens de organisator doorgaans uitgepraat worden tussen de desbetreffende ploegen zelf.

Wanneer dit niet lukt en het dispuut blijft kunnen de ploegen een derde raadplegen. Dit betreft tijdens een match een van de organisatoren of, bij afwezigheid, een ingeschreven kapitein van een andere ploeg. Deze zal in alle eerlijkheid en volgens eigen inschatting uitspraak doen. Tegen het oordeel van deze persoon is géén enkel beroep mogelijk, niet meteen en niet later.

Disputen buiten de match kunnen schriftelijk (incl. via mail) aan de leidinggevende organisatoren gemeld worden.

Scroll naar boven